Dit brood maak ik elke dag. Het kost me weinig tijd. ’s Avonds een minuut of 10 en ’s ochtend 3 minuten. Voor ik naar bed ga maak ik het deeg. Eerst het water in de broodpan. Dan de desem, dan de bloem en als laatste het zout. De hoeveelheden kunnen verschillen. Soms doe ik, terwijl de broodmachine aan het kneden is, nog wat water of juist bloem erbij. Na een paar keer voel je wel aan of dit nodig is. Mijn broodmachine kneedt 15 minuten en piept me dan er weer bij. Met de plantenspuit benevel ik het rijsmandje goed vochtig. Daarna strooi ik bloem in het mandje en draai ik het rond op z’n kant, net zo lang totdat het hele mandje mooi egaal wit van de bloem is. Ik ben lui, dus ik zet de pan met het deeg gewoon op z’n kop in het mandje. Een kwartiertje later is het deeg langzaam in het mandje gedropen en kan er een doek overheen. Klaar om lekker langzaam te rijzen.
De volgende dag is het deeg als het goed is mooi gerezen. Soms gewoon wat minder, dat maakt het een beetje spannend. Mijn oven is vrij langzaam, dus die zet ik aan terwijl ik het mandje op de kop op een taartbodem zet. Met taartbodem en al zet ik het mandje met het deeg dan nog even in de koelkast. Als de oven voorverwarmd is, (225 tot 250 graden) is meestal het brood wel uit het mandje gevallen, en doordat het nu lekker koel is houdt het z’n vorm. Ik spuit altijd nog wat nevel over het brood. Als het brood in de oven staat gooi ik ook nog een glaasje water op de bodem. Die nevel en stoom maken het brood lekker knapperig. Het lijkt een beetje tegenstrijdig maar het maakt enorm veel uit. Ben benieuwd hoe dit komt.
Het brood is in 25 tot 30 minuten mooi geel bruin. En direct uit de over heerlijk knapperig. Na een uurtje of 3 wordt het knapperige wat elastischer, maar het blijft tot de volgende dag een prettige korst. En het brood? Het brood is altijd weer verrukkelijk.